Logo Eugen Rosenstock-Huessy Op weg naar een planetaire solidariteit Menü

Rosenstock-Huessy: Hoe lang nog wereldgeschiedenis? (1958)

I. Wat mag wereldgeschiedenis genoemd worden?

De wereld zoals wij die nu bewonen, is voor ons voorbereid door vier soorten mensen. De kruisvaarders brachten de hele wereld, die tot dan toe onderling verbonden was geweest, in een nieuwe verbinding. Ontdekkingsreizigers hebben onbekende werelden ontdekt, van de Noormannen die rond het jaar 1000 de graslanden en wijnlanden binnendrongen, tot Magalhaes (1480 - 1521) die met zijn rondreis de Ptolemeïsche wereldkaart vernietigde, tot de ontdekkingsreizigers die onderzoek deden naar nieuwe planeten, elektriciteit, de bouw van het atoom, tot de uitvinders met wier hulp vandaag tien keer zoveel mensen op aarde kunnen leven als 2000 jaar geleden.

Kruisvaarders, ontdekkingsreizigers, onderzoekers, uitvinders hebben zo de martelaren, paters, monniken en vrome koningen van het eerste millennium aangevuld met nieuwe wegen naar de wereld. Slechts langzaam werd het hun zelf duidelijk dat zij een nieuw soort volk waren. Christoffel Columbus beschouwde zichzelf nog steeds als een soort kruisvaarder. Magalhaes noemde de weg in het zuiden van Amerika de weg “de todos Santos”, de weg van alle heiligen; waar we vandaag op de kaart zetten: Magalhaes Road.

Individuen en nog meer volkeren hebben ervoor teruggeschrokken werelds [wereldloopend] te worden. Dit heeft enorme omwentelingen in de hersenen gevergd. Wat Hegel pas in 1789 opmerkte, toen de wereld letterlijk op zijn kop stond, was al opgemerkt door de tijdgenoten van Hendrik IV en Gregorius VII. Als wij ons verbeelden dat wij weten wat een seculiere staat is, wat een seculiere literatuur is (“dat is seculier voor ons”, zegt een Meistersinger), wat werelds verkeer is en wat het betekent, dan is dit niet zozeer verbeeld als wel in ons ingebrand en in ons geheugen gegrift. Het proces waarlangs dit is gebeurd zou duidelijker zijn als het woord daarvoor, “wereldgeschiedenis”, niet, uit ijdelheid van degenen die geschiedenis schrijven, ten onrechte zou worden toegepast op alles en nog wat wat er ooit op aarde is gebeurd. Het is mijn stelling dat er slechts een wereldgeschiedenis kan zijn geweest van 998 tot 1945, of (laten we dit uit beleefdheid voor de lezer zeggen) tot 1960. De lezer zal zelf kunnen bijdragen tot de spoedige afsluiting van dit hoofdstuk van de geschiedenis, dat echte wereldgeschiedenis is geweest. Als hij niet bijdraagt, moet deze wereld afglijden naar een derde wereldoorlog. En als dat wel het geval is, dan is het welterusten voor de hele geschiedenis: Jonathan Edwards, president van Princeton (geb. 1758), zag in zijn “Economy of Salvation” de ondergang van de wereld door vuur als onvermijdelijk. Hij trok slechts op logische wijze de consequenties uit een loutere wereldgeschiedenis, consequenties die in onze dagen door niemand in twijfel worden getrokken. Het is daarom zeer hoopvol te constateren dat er eens geen wereldgeschiedenis was. Want wat begonnen is, kan ook eindigen.

De wereldgeschiedenis begint pas als iemand politiek gaat bedrijven met de wereld als geheel. Maar dit kan vrij nauwkeurig bepaald worden. Voor het jaar duizend, streefde niemand zulke bedoelingen na. Vóór 1192 bijvoorbeeld waren er in Rome geen archieven waarin zelfs de namen van alle bisdommen van de Kerk waren opgenomen. De Kerk wilde opzettelijk zo weinig mogelijk weten over de ruimte van de wereld. Het liet de ruimte van de wereld over aan de geesten van de wereld en de keizer, die geacht werd hen in toom te houden. Evenmin bekommerde de oude Kerk zich om de heidense tijden en de verhalen van de heidenen van de vorige wereld. En de heidenen zelf maakten een bijna jaloerse scheiding tussen hun eigen geschiedenis en die van alle vreemde volkeren.

De wereldgeschiedenis is ontstaan toen de abt Odilo van Cluny het feest van Allerzielen instelde, waarvan mijn Europese Revoluties het nodige hebben gemeld. Want in die tijd werden alle zielen van Adam tot heden op één dag het hof gemaakt. De tijd kreeg zo een oneindige diepte, en één enkele liefdevolle blik drong er in één keer in door. Deze diepte bestond niet vóór het jaar 1000, en het is de onsterfelijke verdienste van Oswald Spengler, door zijn naam van het Faustiaanse millennium, dit tijdperk af te zetten tegen alles wat er ooit geweest was. Vóór hem hadden Houston Stewart Chamberlain en vooral Rudolf Sohm de breuk tussen het eerste en tweede millennium onderkend. Voordat ik Spengler kende, namelijk in 1916 en 1917, baseerde ik de “Europese Revoluties” op dezelfde indeling.

Hoe zag de wereld eruit voor deze diepte? Men zal blijven praten over het grote tijdperk zolang niet voor iedereen duidelijk is geworden wat er voordien ontbrak. Daarom zal ik twee voorbeelden geven van “antediluviaans”, nog niet wereldhistorisch denken, het ene uit de vierde, het andere uit de negentiende eeuw.

In 355 had de vrome bisschop van Poitiers in Gallië nog niet gehoord van het Concilie van Nicea. Welnu, in 325 had dit concilie het trinitaire geloof aan de gehele Kerk verkondigd door de uitvinding van een nieuwe term Homoousios uit de mond van vele honderden bisschoppen. Dertig jaar waren voorbijgegaan zonder dat Hilarius van Poitiers van deze fundamentele gebeurtenis op de hoogte was geraakt. Bekend worden was dus duidelijk geen punt van zorg bij de opbouw van de politieke grondwet van de vierde eeuw. De middelen werden aan het toeval overgelaten, en zo werden de delen van de wereld niet met elkaar gecommuniceerd.

Het tweede voorbeeld van 1815 bevestigt een dergelijke toestand van de wereld misschien wel voor de allerlaatste keer. De gebroeders Chappe hadden sinds 1803 een reeks optische telegrafen gebouwd, waaronder een tussen Parijs, Turijn en Milaan. Toen Milaan in 1815 onder de Habsburgers kwam, besloot Metternich de telegraaflijnen af te breken. De bankiers van Milaan vroegen hem om een audiëntie en legden uit hoe voordelig het voor hun zaken was om snel op de hoogte te zijn van politieke gebeurtenissen. De prins antwoordde: “Politiek nieuws kan niet langzaam genoeg verspreid worden.

Dus de wereld had geen synchronisatie. Vandaag de dag hebben zelfs Rusland, Amerika en China al een behoorlijk deel van de gemeenschappelijke, “gelijktijdige” tijd. Maar een wereld worden in de Faustiaanse zin is precies dit, dat de fragmenten van de continenten die uit elkaar liggen een gemeenschappelijk ruimtelijk geheel worden, ook in de zin van de bewoners. De wereldgeschiedenis van 998 tot 1950 of tot 2000 is dit proces. Er is dus niet één geschiedenis van de wereld door alle tijden heen, en dat kon ook niet, omdat de delen van de wereld in heel verschillende aeonen verstrengeld waren. De eenwording van de tijd voor de gehele aarde is het primaire en ik bedoel enige proces waarop het woord “wereldgeschiedenis” kan worden toegepast. Nu drong de noodzaak van deze wording van de wereld, van deze mededeling van één en dezelfde tijd aan alle delen van de aarde, als een daad van nood, het eerst door tot de mannen die verantwoordelijk waren voor de kerkgeschiedenis. Omwille van de Kerk vergeleken zij de wereld. De heilige keizers, de revolutionaire pausen en kardinalen en artsen en concilies van de Kerk werden eerst gedwongen om de ruimtewereld te verenigen voor het heil van de Kerk. De onwetendheid van Hilarius van Poitiers in 355, juist deze onwetendheid, heeft sinds 1059 met succes het Romeinse pausdom bestreden. De pausen maakten de eerste wereldrevolutie door de Kuria Romana bij de Romeinse Stoel in te lijven; Kuria was de naam van het huis in het heidense Rome waar de senaat vergaderde. Maar sinds 1059 bestaat de Romeinse Curie voor het wereldbestuur van de bisschop van Rome.

De gedetailleerde verspreiding van deze wereldorganisatie van de pausen naar de koningen, naar de landgoederen, naar de burgers, naar de proletariërs kan niet in één hoofdstuk worden gegeven. In 600 bladzijden heb ik de stem van al deze revoluties voor zichzelf laten spreken. Want volgens de grote woorden van Franz Rosenzweig hoeft men geen spitsvondige opmerkingen te maken over de volkeren; zij schrijven zelf hun geschiedenis in die verheven ogenblikken van ons ras waarin de tot het uiterste gedreven ziel zich eenvoudig en waarachtig uitdrukt. De grote woorden die onze wereld op zijn kop hebben gezet en dankzij welke deze hele wereld vandaag niet als een zielloze vuurbal ronddraait, maar in staat is ons, zijn bewoners, als een geheel te dienen - deze grote woorden zijn allemaal revolutionaire manifesten, en zij omvatten de Dictatus Papae, de briesende woorden van Gregorius VII, de 95 stellingen van Luther, de mensenrechten van de Franse Revolutie.

Maar ook de Deliberation de Statu Imperii van Paus Innocentius III, de Grote Remonstrantie van het Engelse Parlement en de radiotoespraken van de Bolsjewieken tot ALLEN.

Met zo’n verscheidenheid zal het de lezers vreemd in de oren klinken dat ze door mij over één kam worden geschoren. Maar ik verzin hun samenzijn niet. Integendeel, elk van hen komt overeen met het voorafgaande en het volgende. Nogmaals, ik zal slechts één voorbeeld geven. Luther wil de ziel van de christen redden van het gevaar van gewetenswond en wapent de vorsten met de middelen waardoor aan die verwonding een einde kan komen. Wel, in 1202 had Paus Innocentius III de macht om een keizer te beschuldigen van het kwetsen van zijn geweten. In 1517 werd een paus zelf voor deze zonde ontmaskerd en door Luther ontmaskerd. De eerste revolutionaire kreet was ook een antwoord. Gregorius VII reageerde op een aanval toen hij zichzelf onderwierp aan het hele universum in de “Dictatus Papae” en in het nieuwe “Jus poli”, een universele wet. De keizers van het Saksische huis hadden de Heilige Geest in dienst genomen - de duif van de Geest werd op hostieschalen bij de keizer geplaatst.

De apostel Paulus, die in de tijd van keizer Constantijn samen met Petrus aan paus Sylvester I was verschenen, verscheen in de tijd van paus Sylvester II niet aan de paus, maar aan de keizer, die deze paus benoemde. Er was geen deel van de Kerk rond het jaar 1000 dat niet door wereldlijke mensen was gegeven. Gregorius heeft toen de bazuin geblazen: de wereldkeizer was niet de zogenaamde keizer van een Duits huis; de wereldkeizer was de opvolger van Petrus, omdat hij de representatieve voorloper was van de wereldrechter van Christus bij het Laatste Oordeel. De Paus werd toen de rechter van de voorlopige wereld.

Sindsdien is de wereldgeschiedenis herhaaldelijk uitgeroepen tot het Laatste Oordeel. Dit is nu juist het revolutionaire karakter van het tweede millennium.

II. De Circumvolutie van de Wereldrevoluties

Tussen 1517 en 1917 zijn vier voorheen ongehoorde regeringsvormen opgestaan. Zij legden allen de reproductie van de orde in handen van leken, van wereldse mensen. Daarom drongen deze wereldveranderende processen aan op het veiligstellen van de suprematie voor een wereldlijke macht. De wereldse rede, de wereldse geest, de wereldse opinie moest in hen beslissen, want zij wist op eigen gezag wat goed en kwaad was. De leek, het gewone volk, het individu, de beroepsbevolking - met andere woorden, iedereen wordt deskundig in deze vier bestuursvormen. De pijl van deze historische vormgeschiedenis wijst zozeer naar de wereld dat de kinderen van de wereld, die zich eerst heel schuchter leken van de priesters noemden, zich uiteindelijk het proletariaat van Gods toorn onder ons noemen, alleen maar om niet het minste spikkeltje niet-wereld, van kerkelijkheid op hun staatskleed te laten zitten. De staatsgeheimen zijn met dit doel stap voor stap aan het publiek onthuld. In Duitsers, Britten, Fransen, Russen en Amerikanen leeft één en dezelfde hartstocht: de paus mag in hun staat niet regeren. Aan de andere kant, hebben ze geen goed woord voor elkaar over. De Britten hebben het wereldlijke prinsdom grondig op de kop getikt door Charles I te onthoofden. De Fransen hebben de hele Engelse adel verslagen. De Fransen hebben de hele Engelse aristocratie weggevaagd met hun gebrek aan systeem. Sinds de wereldoorlogen zijn de Amerikanen en Russen gedwongen het op te nemen tegen de proletarische landen, die, gezien vanaf de beurs van Parijs, slechts een kapitaalprobleem leken. Dubbele tegenstellingen hebben deze wereld van staten dus gekleurd. In hun wereldlijke karakter zingen zij allen een refrein tegen de geestelijke soevereiniteit. In hun bijzondere rol zingen zij de wildste strijdaria’s tegen elkaar: Lenin en Poincare lijken tot verschillende millennia te behoren. Dat verbaast ons, want zij zouden in 1917 - 1923 op hetzelfde moment hebben geregeerd. Dergelijke tegengestelde en toch zo verenigde figuren bieden de best bestaande materiële orde voor de materialen van de politiek en besparen ons dus de moeite om onze eigen abstracte definities te bedenken. Deze wereldse regeringen zien zichzelf als delen van de wereld. Elk van hen wil dat zijn orde wordt begrepen als een miniatuurversie of misschien beter gezegd als een voorontwerp van de universele wereldorde.

Aangezien ieder van ons is opgevoed binnen een van deze voorontwerpen, modellen of hun imitaties, is hij geneigd te denken dat de wereld het beeld is van zijn wereldbeeld dat in hem is ingeprent. Hij moet gewaarschuwd worden. Andere wereldbeelden zijn voor zijn buren over de grenzen even natuurlijk als zijn eigen wereldbeeld voor hem is. Elk zogenaamd wereldbeeld is een product. Het is het resultaat van de vermenigvuldiging van de verbeelding van een vooroordeel in de kinderen van deze kleine wereld en de projectie van dit in ons geworpen beeld in het heelal.

Als bijvoorbeeld een Fransman of Fransman zich vandaag beroept op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, dan heeft hij in Frankrijk de natiestaat van gelijkheid voor de wet enz. voor de ogen en zoekt hij nu overal - op Kreta, in Bolivia, in Jemen - of ook daar eindelijk de dag van de edele natiestaat zal aanbreken. Want hij verwacht dat de universele wet: één natie = één staat overal zal heersen. Waar die ontbreekt, betreurt hij de achterlijkheid, de domheid, de kwaadaardigheid, die niet willen opkomen voor de wereldorde zoals die moet zijn.

De “wereld” openbaart zich dus pas als de conceptie van een universele orde, nadat een voorbeeld ons heeft overwonnen met zijn voorbeeldigheid als patroon. Dat is niet nodig, want deze wereldorde kunnen we nu al overal met onze handen grijpen. Het is genoeg als ons hoofd het begrijpt. Want bezige handen roeren zich al gauw en vinden - bijvoorbeeld - de “Society of Nations”. Bijgevolg heeft elke opvatting van de wereld een dwingend karakter. Het dwingt ons de wereld mee te helpen, precies in de richting van onze dwangmatige ideeën.

Het kan niet anders, want de wereld is in zichzelf zonder bewustzijn. Er is geen wereldbrein. De bewoners van de reeds “ontworpen” delen van de wereld moeten de wereld dus op weg helpen. Duitsers, Britten, Fransen, wereldmachten als Amerika of Rusland hebben hun staat in de hele wereld gezien. Daarom hebben de Duitsers aangeboden te exporteren naar Albanië, Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Rusland, Mexico, Engeland, België, Nederland, Spanje, Finland, enzovoort. prinsen te exporteren, de Engelsen hebben zelfs een van hun gemenebesten of heerschappijen in Ghana gesticht, de Fransen hebben Europa moeten balkaniseren en kunnen zich plotseling niet meer redden van de nationalisten van Vietnam en Algiers, en tenslotte baseren de wereldmachten plotseling hun onderzeeërs, vliegvelden en sputniks op de wereld als geheel; of zij nu in Berlijn, op de Noordpool of in Abessinië of Afghanistan opduiken, dat is voor deze wereldmachten allang geen kwestie meer van “recht der volkeren”.

Deze paar zinnen waarschuwen ons voor de ingewikkelde machinerie die moet worden opgezet om met behulp van deelwerelden op een “wereld” vooruit te lopen, zodat de hele wereld vervolgens kan worden geordend volgens het patroon van deze deelwerelden. Deze machinerie zal ingewikkeld blijven tot het einde der tijden, want geen van de voorontwerpen is waardeloos geweest. Integendeel, ieder van hen heeft een kiem van waarheid ontdekt, ontworpen en uitgewerkt. De wereld zou dus niet de echte wereld zijn, indien alleen het wereldbeeld van de wereldmachten, of van de natie, of van de Engelsen, zou worden uitgevoerd.

Wat zijn dan deze deelwaarheden, deze kenmerken van de wereld, die voor altijd aan de wereld moeten toebehoren, ook al lijken de Duitse Michel en John Bull en de mooie Marianne en Uncle Sam vandaag te vergaan in een brij van naties?

Welnu, de namen waarmee wij ze hier zojuist hebben genoemd, geven reeds aan dat elke wereldbeschouwing kinderen van haar wereld voortbrengt. De kinderen van Adam, die in een bijzondere wereldorde zijn verwekt en die zich daaruit verwekken, zijn bijzonder getekend. Vertel me hoe jij je de wereld voorstelt, en ik zal je vertellen hoe het je beïnvloedt.

Wij boeken dus een ander voordeel van ons polynomistisch wereldbeeld: de mensen van een bepaald wereldbeeld, wereldopvatting, wereldopenbaring zullen er uiteindelijk zelf ook zo uitzien.

Waarom de Duitsers Duitsers zijn, de Britten Britten, de Spanjaarden Spanjaarden, moet te maken hebben met hun manipulatie van de wereld en hun obsessies met de wereld, ja het moet één en hetzelfde proces zijn.

En zo is het. Ik heb zo’n 2.000 gedrukte bladzijden besteed aan het herkennen in de grote volkeren van biologische producten van hun eigen oprechte obsessies voor de wereld zoals die zou moeten zijn.

Tot op de dag van vandaag hebben historici mijn vraag - die al door Friedrich Schlegel werd gesteld - niet eens begrepen. Vanwege deze houding wil ik de lezer slechts stap voor stap naar de kern leiden, naar de plaats waar de voortplanting van een menselijke soort plaatsvindt, naar het handelsgeheim, om zo te zeggen, van de kassen die wij staten, naties, machten noemen.

Ik stel voor om van buiten naar binnen te gaan: ik wil beginnen met trefwoorden als kapitalisme, communisme en dergelijke. Deze bleke abstracties vormen immers het denkkader waarop wij elke dag klimmen. Ik zal er dan gelijksoortige reeksen naast zetten, zodat elk van deze reeksen iets krachtiger klinkt. Misschien zal het bewijs alleen al helpen, want er zijn en moeten meerdere van dergelijke rijen zijn om van de steigers van het denken in het innerlijk van de ervaring te stappen.

De eerste reeks wordt ons, zoals ik al zei, aangeboden door de communisten. De enige reactionaire massa waartegen zij schermen zijn de bourgeois-koloniale uitbuiters van het kapitalisme. Wat voor hen interessant is, is dus de economische orde; wat oninteressant is, zijn godsdienst, kunst, recht, filosofie; want zij vertroebelen en verlammen de duidelijke ideologie van de klassenstrijd. Nu erkennen de marxisten dat het kapitalisme zelf indertijd zijn intrede deed als een bevrijder, namelijk van het feodalisme. Dan erkennen de marxisten een oertijd toen er nog geen klassen waren. Ik heb de klasseloze krijgerssamenlevingen in de stammen beschreven en de klassieke arbeidsverdeling in de rijken, en wij hebben erkend dat de laatsten als eersten in de wereld komen: De grote zondaar wordt de eerste christen, het land van de vloed wordt het eerste bouwland, de voorarbeiders van Farao worden het eerste volk van God, de verbrokkelde vruchtlanden baren de Griekse geest. De laatste zal de eerste zijn. Omdat, ofschoon, deze dialectiek die van het Nieuwe Testament is, ze ook de overhand had op Karl Marx. Noch hij, noch Lenin geloofden dat er een communistische revolutie kon uitbreken in het meest industrieel achtergebleven land, Rusland. Natuurlijk kon het alleen daar uitbreken, en het brak ook daar uit, waar niet genoeg industrie was en dus nauwelijks een industrieel proletariaat. Dit is altijd de loop van de wereld geweest. Alleen waar de omstandigheden hopeloos wanhopig zijn geworden, laten de volkeren zich meeslepen naar de gruwelen en verschrikkingen van een wereldrevolutie. Dan kent de noodzaak geen gebod. Elders neemt men genoegen met halve maatregelen omwille van de vrede. Duitsers, Oostenrijkers en Italianen zijn - ondanks hun grote nood - geen communisten geworden omdat zij nog te veel te verliezen hebben. De enige proletariërs die werkelijk niets te verliezen hadden dan hun ketenen waren de matrozen in Kronstadt; en de soldaten onder hen waren al gevallen of gevangen genomen aan het front tegen Oostenrijk-Hongarije en Duitsland in 1917, ongeveer acht miljoen. Maar omwille van de eenvoud sluiten wij ons hier eerst aan bij de Sovjet-taal en erkennen wij dat de Sovjet-Unie een eigen economische orde heeft die, van binnenuit gezien, op weg zou zijn naar het communisme.

Uiteindelijk zou deze economie tenminste moeten functioneren zonder werkloosheid, zonder concurrentie en zonder winst. Voor een niet-communist ontvouwt zich dan een panorama van economische ordes naar achteren:

Met het manorialisme zijn wij ongeveer in de tijd van de Ottoniërs aangekomen en onderscheiden het van het feodalisme, omdat dit laatste berustte op de verdeling van de burchtbevolking over duizenden nieuw opgerichte kastelen uit de grote palts. Elk van deze economieën had een andere heersende klasse, en elk van hen schakelde de vorige uit, maar geen enkele verdween volledig. Overblijfselen spaarden zichzelf voor de volgende economie. Zo is Duitsland tot op de dag van vandaag doorspekt met cameralistische opdrachten, ondanks het feit dat het zich in zijn kapitalistische en socialistische tijdperk bevindt. Maar het kolonialisme, rijkelijk ontwikkeld in Frankrijk, Spanje, Portugal, Engeland, Nederland, is bijna geheel afwezig in Duitsland. Het kapitalisme verschilt van het kolonialisme in die zin, dat in het laatste het beginsel wordt ontdekt in de koloniën, dat de kapitalisten vervolgens in eigen land toepassen, namelijk dat de klanten, de concurrenten, de van de markten bereikte grondstofgebieden niet tot de politieke verantwoordelijkheid van de economie behoren1. Als men nu vóór 1917 een patriottische Duitser of een “nationalistische” Fransman naar deze tabel zou vragen, zou hij hem evengoed hebben kunnen goed- of afkeuren, maar het doorslaggevende kenmerk in die tijd was dat deze lijst niet erg opwindend werd gevonden. Voor andere lijsten namen de geesten. Voor deze andere lijsten, vraag ik nu om deelname. Een Fransman was in beslag genomen door de triomftocht van de democratieën door een wereld die nog steeds niet elke natie zijn plaats in de wereld gunde. In plaats van uit te gaan van de wereld van de economie en de economie van de wereld zoals de Sovjets, ging hij uit van de natuur van de mens en de mens in de natuur.

Hieruit bleek dat het Ancien Régime voor hem onnatuurlijk en onmenselijk was. Zijn wereldtoneel had dus de volgende achtergronden:

Een Engelsman zou onverschillig hebben gestaan tegenover dit abstracte gepraat over de natuur. Hij was niet geïnteresseerd in de natuur, maar des te meer in het recht. Hij voelde zijn geboorterecht, zijn inboorlijkheid, de aangeboren oorsprong van elk bijzonder recht, de eindeloze verscheidenheid van gebruik, als legitiem. En achter hem had hij niet-inheemse orders. Hij zag het recht op de voorgrond van de grote arena van het wereldtoneel: zo leest en leest zijn lijst:

Period Source of Law
tegenwordige tijd Parlementarisme, Legitimiteit.
Laatste Egyptische Eclips. Romeinse Wet van de Prinsen en hun Geheime Raden.
Voorlaatste Egyptische Eclips Canoniek Recht
De voorlaatste Egyptische Eclips de wet van Norman en de Veroveraar.

De Duitser, ondertussen, zou tijdelijk even geïnteresseerd zijn geweest in het praten over natuur en inherente rechten als de werklozen in “kapitaal”. Maar hij zou alleen in het vuur zijn gekomen door zijn wereldbeeld strijd. Als een religieuze partij, als een hervormingspartij, stond hij zijn mannetje. Op grond van het beginsel van de Schrift, omdat hij die mocht interpreteren, verwees hij daarnaar, eerst naar de Heilige Schrift, in latere eeuwen naar enkele heilige geschriften. Maar het moesten geschriften zijn. Toen een Franse arbeidersleider zei: “Marx? Ce n’est qu’un livre”, zijn Duitse collega’s waren sprakeloos. De uitdrukking stond niet in hun woordenboek.

Een Fransman en een Duitser zullen beiden een Engelsman bekritiseren, maar de Fransman wegens gebrek aan ideeën en de Duitser wegens het niet uitputtend raadplegen van alle geschreven bronnen. Het is onmogelijk om aan iemand die niet bevooroordeeld is door Duitse methodes uit te leggen waarom een uitputtende behandeling zoveel hoger staat dan een behandeling die noch de bron noch ons uitput. Maar voor mij staat het ook het hoogst. Zo heb ik het geleerd. Pas vandaag vraag ik mij af waar dat vandaan komt, en het komt van de horens en de tanden die externe antwoorden moesten hebben op religieuze gesprekken. Daar moet men ook de laatste reserves van de tegenstander vóór hem en beter dan hem bestudeerd hebben.

Want alleen zo kan een godsdienstige partij voorbij het gezag van paus en concilie komen tot het Schriftuurlijke beginsel. De Duitse geest van de volledige uitputting van de Schrift kijkt immers naar zijn verleden, net zoals de communisten naar het kapitalisme kijken. Zij kijkt met afschuw naar het willekeurig gebruik van alle losse toespelingen om het geweld van de opvolger van Petrus uit te buiten, om de Constantijnse schenking of de Pseudoisidorische Decretalen of de Pseudoareopagita in de pauselijke kanselarij uit te buiten. Het is daarom onjuist dat onze leerboeken de Reformatie alleen verklaren door te zeggen dat Luther van de Paus terugging naar de Schrift. De Paus heeft nooit nagelaten bijbelteksten te citeren. Maar ze werden vaak vervalst, en ze werden uit hun verband gerukt. Daarom, sinds 1517, moet de Duitse bron moet zowel zuiver als uitputtend vloeien, en dit geldt zowel voor Duitse katholieken als voor Duitse protestanten. “Zuiver” is gericht tegen vervalsingen, “uitputtend” tegen citaten die echt zijn maar uit hun verband zijn gerukt. Wat betekenen de vier lijsten? Dat communisten, nationalisten, Engelsen, Duitsers vier verschillende talen spreken; de een spreekt technisch-economisch, de ander natuurlijk, de derde politiek en de vierde bibliothecair. Ontneem de bolsjewiek zijn telefoon van en naar Moskou, ontneem de Fransman het elan van zijn eigen ideeën, ontneem de Engelsman zijn tafel in het Lagerhuis en ontneem de Duitser zijn bibliotheek - zij allen zijn als vissen op het droge.

Want allen moeten zwemmen in een spirituele vloed. Maar het water van deze overstromingen is chemisch zeer verschillend, omdat technici, idealisten, politici en professoren hun water anders zouten. Maar ze praten allemaal over de wereld. Hoe verschillend elk woord ook klinkt, deze woordwereld zit in alle Europese talen. Communisme, nationalisme, legitimisme en protestantisme spreken op zodanige wijze over God en de wereld dat zij hun God anders noemen, maar de wereld hetzelfde. De lijst

is niet willekeurig. Het raakt veeleer de kern van elk van deze vier takken van taal.

III. Het innerlijke eigendom (Inwärtseigen) van de wereldgeschiedenis

Omdat dit zo is, rijst vanzelf de vraag of zij deze juwelen “wereld” aan een gemeenschappelijke erflater te danken hebben. Dat is inderdaad het geval. Het waren niet de Russen of de Duitsers of de Spanjaarden of de Polen die voor het eerst een revolutie in de wereld ontketenden vanuit hun geest. De Romeinse Curie deed dat. Je zou kunnen zeggen, in de strijd tegen de principes van de Islam. De wereld als een wereld, als een wereld die kan worden bekeken, doorkruist, begrepen en gerevolutioneerd, hebben wij te danken aan de pausen. Zij verklaarden eerst dat de wereld louter wereld was en doorzagen keizers en koningen en alle kerken, met als enige uitzondering Rome, als werelds of werelds bedorven. Ze hadden gelijk. West-Europa is veel dichter bij de islam van Mohammed gekomen dan we toegeven. Het is waar, onze leerboeken vleien Karel de Grote alsof hij Mohammed niet was geweest. Misschien, maar Karel de Grote verschilde veel minder van zijn tijdgenoot Harun al Raschid dan onze boeken toegeven. Ik heb reeds vermeld dat Karel de Grote het schisma met de Grieks-orthodoxe Kerk teweegbracht door zonder enige noodzaak de toevoeging van het filioque in het Credo te schrijven, tegen het onwrikbare protest van de paus in. Zestig jaar later gaf de Paus zich over, en zo werd de Roomse Kerk gekooid in de louter Frankische helft van het Christendom. Gedurende 250 jaar viel elke niet-keizer of niet-koningsgezag in de kerken stil. Zij waren op zijn best een inwrtseigen binnen seculiere heerschappijen. Dat wil zeggen, ze werden nog steeds abdijen, bisdommen en aartsbisdommen genoemd, maar ze werden niet meer gerespecteerd in de machtsverhoudingen van de vorsten dan, laten we zeggen, de speciale rekeningen in een moderne bedrijfsbalans een eigen leven leiden. Nu wordt elk landgoed, voordat het zich emancipeert, beschouwd als een innerlijk bezit van de hogere machten. Zelfs de arbeiders van een fabriek, de burgers van een plattelandsstad, de adel aan het hof, hebben aanvankelijk slechts een inwendig bezit, omdat zij slechts als een speciale rekening in een buitenlandse machtsverhouding worden gehouden. Wat Marx de kapitalisten verweet was juist dit: Het goed arbeidskracht verscheen als een goed op de balans van de onderneming, d.w.z. het werd ingevoegd en gewaardeerd op de balans van de onderneming, ondanks religieuze en politieke rechten, het stond daar in de boeken in plaats van bij zichzelf. Als wij dus nu de afschaffing van het inwendig eigendom van de kerken bespreken, zal dit een model zijn voor al dergelijke afschaffingen. Vandaag dringt, net als toen, een groep die aanvankelijk van binnenuit door een ander wordt beschermd, naar buiten door en verheft zich van een speciale rekening op de balans van een ander tot de bedenker van een eigen boekhoudkundige methode.

Elk van deze gevallen heeft dus nieuwe gewichten in de wagens van de wereldbalans geworpen en oude gewichten afgeschaft. Wie in de buitenlandse balans als arbeidskracht, of als arbeidskracht voorkomt, werpt deze eigenschap van een “binnenlands bezit” af. De proletariërs worden Sovjets, het schepsel van de koning van Engeland Thomas a Becket wordt een martelaar van de kerkelijke vrijheid; Luther gaat van een augustijner monnik in een kloostercel naar, zoals hij het zelf in zijn testament uitdrukte, een publiek persoon. De uitdrukkingen voor deze stap uit het binnenste van een vreemde balans naar de buitenwereld veranderen.

De geestelijken van de vorstelijke hoven krijgen hun eigen hof; aan het hoofd van deze openbare hoven staat sinds 1060 de Curia Romana; de bisschop van Rome heeft sindsdien de naam van het gebouw van de Romeinse Senaat opgeëist voor zijn openbare feodale rechtbank. Zelfs de eerste pausen, die aldus vanuit het keizerlijk hof de wereld introkken, droegen de zogenaamde dubbele tiara - tegenwoordig is het zelfs een drievoudige - toen zij voor het eerst vanuit het keizerlijke Rome de wijde wereld introkken. Waarom, vraag ik me af? De innerlijke breuk die drukt op iedere staat of ieder individu dat naar emancipatie streeft, kan alleen worden opgeheven door hen die zich in hun hoofd een idee vormen van de wereld waarheen zij willen gaan. Revoluties worden vanuit het hoofd gemaakt, omdat ze niet kunnen worden gemaakt zonder een nieuwe opvatting van de wereld.

Want in de wereldbeelden die door de vorige meesters van de wereld werden geleverd, werd de bisschop van Rome of de proletariër slechts geplaatst binnen de vorige meesters. Daarom moet het vorige wereldbeeld eerst terzijde worden geschoven wanneer een naar binnen gerichte bijzondere rekening zijn zelfstandige toekomst ontwerpt. Daarom worden deze processen revoluties genoemd, omdat het oude wereldbeeld letterlijk omver moet worden geworpen. Want anders zal er geen ruimte zijn voor het nieuwe uiterlijke leven en de opkomst van de vrijheidsstrijder die door de wereld binnenin en in de duisternis over het hoofd wordt gezien. Er is een nieuwe wereld nodig. Hiervoor wordt de wereld op zijn kop gezet. De paus, die de dubbele tiara opzette, verklaarde zich heer van beide rechten, namelijk het recht van het universum en de rechten van de vorige bisschop, het iuris poli en het iuris fori. Polus is het gewelf van de hemel. De pausen, zonder vliegtuigen en aardmanen, mikten verder dan de bolsjewieken. Deze laatsten schieten spoetniks de ruimte in, maar vreemd genoeg is de wereldrevolutie van deze communisten heel bescheiden alleen gericht op ons kleine stukje aarde. Ze laten de hemel over aan de engelen en de mussen.

Het is misschien de moeite waard op te merken dat de communisten bescheidener zijn dan andere revolutionairen, want de Bourgeois Scare schildert hen voor ons af als wrede alles-of-niets fanatici. Maar de Spoetnik laat zien dat hun ideologie achterblijft bij hun daden en tammer is dan de revolutie van de pausen of zelfs die van de Fransen en Engelsen. Want de Engelsen zagen in hun Glorieuze Revolutie van 1688 een gunstige conjunctuur, constellatie en invloed aan het firmament van die hemel die Issak Newton toen ontrafelde uit wereldhistorische ijver. Maar de Fransen voelden zich de redenaars van de hele natuur: hun meting van de aarde, hun maten en gewichten tonen de ernst aan waarmee zij ons en onze natie in de natuur ordenden. Op dezelfde manier meenden de pausen dat zij eindelijk - zoals een van hun Polusjuristen schreef - Gods wil hadden geholpen om na 5000 jaar over de hele wereld te heersen.

Deze omgekeerde positie is door mij elders uitvoerig verteld, aangezien iedere wereldrevolutionair zijn wereld in zijn eigen woorden kan voorstellen. De draagwijdte van dit opstel zou worden overschreden, indien de volkeren zelf hier, en nu, zo uitvoerig aan het woord zouden komen als zij verdienen. In het kader van mijn thema moet het concept van de wereld van de Revolutie echter bevrijd worden van het bijgeloof alsof het altijd een vormeloos universum was waarin wilde Jacobijnen, Ironsides, Protestanten, zich als wit water stortten. De geschiedenis is anders. Zonder klassenbewustzijn, zo meende Marx, zou het proletariaat nooit kunnen ophouden zijn warenkarakter af te werpen. Maar dit bewustzijn wordt in de meerderheid van de mensen in het arbeidsproces vandaag alleen gecreëerd door de Communistische Partij. Want alleen de Communistische Partij heeft een wereldbeeld dat is toegesneden op het lichaam van de proletariër en waarin hij wordt ingezet om deze wereld te besturen. Het woord “manager”, dat tegenwoordig te veel wordt gebruikt, komt ook van “hand”, “manus”, en ook van “handler”. De boektitel “De Manageriële Revolutie” uit de pen van de ex-communist Burnham was een poging om de wereldrevolutie van de handenarbeid af te zwakken tot een milde semi-revolutie van “managers”, de managende handen. Maar elke succesvolle politieke welsprekendheid is vandaag “manueel” zolang de machthebbers achter de manuele arbeiders aanlopen. Want het wereldbeeld van deze nieuwe klasse is begrijpelijkerwijs gebaseerd op het werk van hun handen. Dit betekent geenszins dat dit revolutionaire wereldbeeld niet ook alle andere wereldprocessen van het werk omvat: Familie, gerechtigheid, kunst. Maar eerst zullen we het hebben over een proletarisch gezin, klassenjustitie en revolutionaire kunst.

Aangezien het wereldbeeld alles bevat, maar zonder enige hiërarchie, heeft elke revolutionaire klasse haar eigen hiërarchie in de wereld uitgeroepen.

Is het nu een list van de revolutionairen om het egoïsme van hun eigen revolutionaire eisen te verhullen door te roepen over de “wereld” als geheel? Bedoelde de Franse bourgeois alleen zijn kapitaal toen hij natuur, wereld, rede, vrijheid riep? Loog de paus toen hij het Romeinse Rijk, dat in een kalifaat was ontaard, overwon met het recht van het hemelgewelf? Was Luther gewoon op weg om te trouwen toen hij uit de kloostercel sprong?

Het tweede millennium zal de lezer vreedzaam achterlaten als hij de revolutionairen niet gelooft en tegelijk zijn geest sluit voor hun naïeve hoop.

Wereldse dingen worden gehoopt, we moeten in God geloven. Want de wereld bestaat uit zichtbare dingen. God, echter, is onzichtbaar. De revolutionairen staan echter onder zware druk. Zij vinden geen plaats voor zichzelf binnen een oudere wereldorde; zij worstelen om uit te vinden waar in de wereld hun innerlijkheid naar buiten toe kan worden gebruikt. En op hun kwelling komt het antwoord: Alleen als je de wereld verandert, zul je zelf ook bruikbaar worden in de buitenwereld. De huidige wereldorde gebruikt u alleen in de ondergeschikte positie die u bezwaart. Er moeten dus evenveel wereldbeelden zijn als er grote hoop is. Want in een polytheïstische, poiy-nome, polyanimistische wereld kan een hiërarchie alleen van buitenaf worden ingevoerd, vanuit een sic volo sic jubeo; stat pro ratione voluntas.

*Eén wereld, maar vele wereldorden is de wet van revoluties. Men moet dus niet zeggen: één wereldorde is ondenkbaar. Integendeel, men moet het benadrukken: Vele wereldorden zijn denkbaar. De eenheid van de wereld betekent niet dat één enkele orde herkenbaar is voor het denken. Als God de wereld schept, dan wordt zijn orde erin geïnjecteerd scheppingsdag na scheppingsdag. Als wij mensen echter de wereld scheppen, dan moeten wij ons op precies evenveel manieren voor het hoofd stoten als er wereldvisies en binnenkijkers zijn.

De meeste wereldrevoluties van het tweede millennium waren dus onontbeerlijk, want geen enkele revolutie kan één enkel wereldrecht verkondigen. Voor God hebben wij mensen een gelovige positie. Maar in de wereld heeft iedereen een andere positie, en ieders hoop in de wereld is daarom onmatiger dan zijn eigen positie rechtvaardigt. Niemand hoeft er genoegen mee te nemen bekeken en belast te worden vanuit de positie van iemand anders in de wereld.

Het geklungel met de term “wereld” leidt nergens toe zolang wij niet erkennen dat binnen deze wereld een veelheid van ruimtelijke ordeningen denkbaar is. Ik kan afwisselend de keizer of de proletariër of het privé-eigendom of de wereldlijke autoriteiten als wereldprincipes erkennen, en afhankelijk daarvan is de wereld die wij allen delen verdeeld in een reeks architecturen. De inrichting van de ruimten waaruit de wereld moet bestaan, vergt telkens weer een echte beslissing, en wel een partijdige. Want de kamers zijn delen, delen, en een troonzaal, een kathedraal, een fabriekszaal en een landgoed of een kantoor zijn eeuwig verschillend van configuratie. Ik weet dat kantoren tegenwoordig zijn ingericht als koeienstallen en landgoederen als fabrieken. Maar dat is even krankzinnig als de arbeiders te verwijzen naar hun recht op privé-eigendom of de dakloze ondernemer uit de 18e eeuw naar zijn handels “voorrechten”.

Elk grondplan van het Huis van de Wereld is gebaseerd op een kamer erin als de normale kamer. In 1914 heb ik laten zien hoe achtereenvolgens de Palts, het Hof, de Kamer, de Kamer van sprekers (= Parlement), het Kabinet, het Presidium werden uitgeroepen tot de normale gestalte van de ruimte waarin de regering moet plaatsvinden. Zo meester, zo meesteres. Het keizerlijk paleis te Aken met zijn kapel beantwoordde aan een wereldbeeld waarin de pausen van de keizer kapelaans waren en dus door hem geïnstalleerd en afgezet werden, en de oorlogsvoering van de keizer de verbreiding van het kruis onder de heidenen moest bewerkstelligen.

Het hof, de curie van de paus, kwam overeen met een wereld waarin de koningen van Sicilië, Engeland, Spanje, Polen hun kronen als leenmannen van de paus moesten dragen; misschien moest zelfs de keizer de stijgbeugel van de paus vasthouden.

De kamer der vorsten correspondeerde met een wereld van kamerheren, kamerheren en privaatrechtelijke raden en privaatrechtelijke raadsleden en federale raadsleden en een wereld van ambtenaren en militairen die de zaken van de regering “achter gesloten deuren” deden en de onderdanen gevangen zetten of vrijlieten, zoals de beroemde Star Chamber in Engeland.

Maar met de spreekkamer, waar het Lagerhuis te vinden is, correspondeerde en correspondeert nog steeds een wereld waar alle heren de zee pakken, waar Britannia heerst over de golven, omdat elk lid van het Parlement en de parlementaire families door de hele wereld Kerk en Staat bemannen en regeren. Sinds salons de norm werden van de ruimte van waaruit geregeerd werd, en sinds het Parlement kerkelijke ambten toekende, zijn India en China, Australië en Brits Columbia, Jamaica en Kaapstad als normale ruimten van de wereld voor de Engelse blik komen te liggen. Ook de koloniën in Noord-Amerika geloofden dat de Engelse spreekkamer hen kon besturen. Alleen omdat deze koloniën zich op onbegrijpelijke wijze durfden te verenigen, hield het schaakbord van de koloniën op te bestaan.

De burgerlijke bestuursvorm zag de stedelijke samenleving in haar salons, woon- en eetkamers als de normale gang van zaken. In de Bädekern van de 19e eeuw ontbraken de arbeiderswijken op de stadsplattegronden. De “natie” in het jargon van de Franse Revolutie had haar normale ruimte, evenals de vorsten hun kamer hadden, de paus zijn curie en de keizer zijn paleis. Maar de meeste lezers zijn gevallen in die wetmatigheid die Lasalle van Hegel citeert, en zien in de nationale democratieën het “parlement” als het archetype of de normale vorm. Dit is een fout die voortkomt uit de fusie van de Engelse en Franse ideologie. Zeker, de Franse grondwet heeft een Chambre des Députés. Maar alleen al het feit dat het in het Palais Bourbon bijeenkomt, kan vragen oproepen. Want dat zou te onbeschaamd zijn als de ziel van de Franse Revolutie zich zou vermommen in een koninklijk paleis. Maar het genie van de natie bestond er juist in de staat en zijn regeringscrises tot zijn subjecten te maken. Een Parijse salon, de beurs, de privé-woning, de ateliers van kunstenaars - dat zijn de soevereinen van de natie, en het parlement kan niets doen aan het principe: Je m’en fous. Foutez moi la paix, “A la Campagne”. Het bestaan van de burger wordt uitgedrukt in de ruimtelijke conceptie van zijn privé-woning. In zijn privé-appartement evenaart elke burger de privé-vertrekken van een keizerlijk paleis of het Vaticaan. De gelijkheid voor de wet vindt haar wereldlijke uitdrukking in deze gelijkheid van de privésfeer. De breuk tussen de bourgeoisie en het proletariaat is zo drastisch omdat de arbeider zich machteloos voelt in zijn huurkazernes. Hij ervaart zijn vrijheid niet als slaper of onderhuurder: hij ervaart zijn vrijheid in de fabriek. De rellen van 17 juni 1953 en die van Poznan konden alleen worden gewaagd door fabrieksarbeiders.

Omdat en zolang arbeiders de wereld verdeeld zien in fabrieken, zijn zij anders dan de burgers die in particuliere flats wonen. Voor zover het hun eigen huisje betreft, is er geen verschil tussen hen en de procuratiehouder van de Deutsche Bank.

De bijna schandalige woningnood in de Sovjet-Unie dient het regime. Want niemand kan dromen van de vrijheid in zijn eigen flat, gezien de ellende van het onderverhuren. In het wereldbeeld van de Russen die van het platteland naar de industrie stromen, moeten de functionele fabrieksruimten lang de ruimtelijke norm blijven van waaruit ook de continenten zich als werkplaatsen en fabrieken presenteren. Het Westen stelt de fabriek tegenover het team. President Eisenhower organiseerde zijn kabinet als een team. Men kan het ook omdraaien en zeggen dat het ideaal is om alle werkgroepen te reorganiseren volgens de lijnen van een slagvaardig kabinet. Het team en het kabinet zijn hetzelfde in die zin dat zij de organisatie van het werk en de arbeidsverdeling belichamen waardoor alleen onze industrie tot stand komt.

Hoewel slechts kort, misschien de onderverdeling van de wereld als geheel in de modelruimten van

is levendig duidelijk geworden. In elke orde was en is er een innerlijke eigenschap die stilzwijgend werd voorondersteld: De kapelgeestelijken in het keizerlijk paleis waren vanaf Karel de Grote stilzwijgend de speciale verantwoording van de bemoeienis van de keizer met de kerk. De hofambten van de kerkvorsten werden zo stilzwijgend voorondersteld, dat de bisschop van Bamberg door dezelfde vier hofambtenaren werd benoemd.

als de keizer zelf. De theorie van de vorstelijke staat, d.w.z. van de kamerregering van de wereldlijke vorsten, zweeg over hun voorafgaand overleg met het parlement, met de landgoederen van het vorstendom of koninkrijk. Rustig, ze werden vertrouwd, ze zouden functioneren. Toen zij uitbraken en de vertrouwelijke voorbereidende besprekingen aan het volk en de open wereld bekendmaakten, werd het de Engelse Revolutie.

Sindsdien wordt er stilzwijgend van uitgegaan dat iedere parlementariër een thuis heeft, een thuis in zijn huis. Bij de bourgeoisie komt deze achterstelling tot uiting in hun huishouden: zijn privé-woning maakt hem tot gelijke van alle hoge hoogwaardigheidsbekleders. Maar de burgers zwegen ook over iets. Waar kwamen hun inkomsten vandaan? Wat betaalde voor hun privé woning? De bron van hun inkomen, uit kapitaal of uit arbeid, werd verborgen gehouden. De arbeider zegt echter: Geheim moet hard gemaakt worden. Mijn werkplek beslist. Ik bestel op basis van werkplekken. Deze herhaalde uitvoering van de revolutionaire processen laat zien hoe iedere keer datgene wat de vorige keer stilzwijgend als gegarandeerd werd beschouwd, uitbreekt en luidkeels spreekt. Telkens moet een verzuim worden goedgemaakt, en de revolutie maakt dat goed door telkens datgene wat in stilte gevangen zat, te bevrijden tot een krachtige verkondiging van zichzelf. De paus verkondigt zijn exclusief bezit van de Heilige Geest, de vorsten verkondigen hun plicht tot hervorming, de landgoederen verkondigen hun publieke geest, de burgers verkondigen hun particuliere overtuigingen, de arbeiders verkondigen hun massieve vooroordelen.

De revolutionaire revoluties zijn dus op hun beurt in cirkels rondgegaan. En zo kan hun reeks circumvolutie genoemd worden. Circumvolutie bewijst dat elke totale of wereldomwenteling het proces van een cyclus is; de omwenteling is niet willekeurig of betekenisloos, zij is een schakel in een omwenteling. De circumvolutie heeft, zoals ik elders heb aangetoond, alle mannelijke functies in de politieke vereniging geëmancipeerd, zonder echter ook maar één ervan overbodig te maken. Daarom vergaderen de bourgeoisie nog steeds in een paleis, vermommen de sovjets zich als democratie, noemen de pausen zich de ware keizers.

Het geheim tussen elke individuele revolutie en de omwenteling van alle revoluties is dus dit: Als een bepaald lid zijn stem verheft en de wereld ter verantwoording roept, moet het niettemin de andere leden hun stem laten horen. Dan tellen zij ook nog mee. Ook de Sovjets hebben een opperste krijgsheer nodig, of ze hem nu de keizer, de tsaar, Stalin, Ivan de Verschrikkelijke of Aleksandr Nevski in de propaganda toveren. Natuurlijk staat de Sovjet-ideologie het ambt van generalissimo alleen toe in geval van oorlog, die op een dag niet meer zal bestaan in een klassenloze maatschappij. Maar het opperbevel is voorzien voor dit geval, of Zjoekov wordt afgezet en Toetsatsjevski gedood, als zij zo’n functie in vrede nodig achten. Een soortgelijk grensgeval voor de pauselijke revolutie waren de wereldlijke volken. De stem van het volk komt niet voor in de Dictatus Papae tegen de keizer. Ecclesia nihil dicitur nisi clerici, hie es 1200 1. Niettemin heeft zelfs het pausdom zich in een uiterste noodsituatie zijn tegenpool, het volk, laten opdringen: Het schisma komt voor de Kerk overeen met de wereldoorlog voor Rusland. En concilies hebben het schisma moeten overwinnen. Maar een concilie geeft de geesten van de volkeren een vertegenwoordiging in de personen van hun leraren. En zo heeft de universele Kerk van het hemelgewelf de op aarde verdeelde naties een bescheiden hoekje moeten geven in haar wereldorde. De hoek van de natie bij de concilies was even onvermijdelijk als het militaire opperbevel bij de Sovjets. Maar onvermijdelijk was het en blijft het. De Duitse reformatie verhief juist deze onopvallende hoek, de rol van de natie bij een concilie, tot een bolwerk van vrijheid. De godsdienstige partij van de Protestanten is slechts dat geweest, de ene helft van de vorsten en artsen van de Duitse natie anders verenigd op een concilie.

Elke wereldrevolutie heeft zich neergelegd bij het naast elkaar bestaan van alle andere. En als vandaag de coëxistentie van communisten en kapitalisten wordt aanbevolen, dan is dat even onmogelijk en even onmisbaar als de coëxistentie van protestanten en katholieken. De vrede die een nieuwe revolutionair erkent, is telkens een vrede die alle verstand te boven gaat. En elke keer moest het worden afgesloten. Dit samenleven van Rusland en Frankrijk, van Lenin en Poincare, is even vreemd als dat van Frederik de Grote en Pitt, van Franciscus van Assisi en keizer Frederik II, van Gustavus Adolphus en Sint Franciscus van Sales. Het getuigt van het verschil tussen de wereld van het tweede millennium en die van de oudheid. Plato en Polybius voorzagen in de oudheid de cyclus van grondwetten waarin de politiek zich ontrolde van monarchie naar aristocratie naar democratie naar dictatuur. Het wiel des onheils leek hen onverbiddelijk te draaien. Zo wist zelfs de oudheid maar al te goed van omwentelingen, maar zij kon niets weten van wereldrevoluties: De individuele politiek van Athene, Sparta en Korinthe zat gevangen in een cirkel. Het is niet meer zo geweest sinds keizer Otto III of Gregorius VII. De procedure is anders. Een ledemaat wordt op zijn kop gezet, wordt gerevolutioneerd, omdat een onderdrukte groep een nieuw ruimtelijk model tot norm verheft voor de hele wereld. De pausen of de vorsten of de bolsjewieken schrijven zichzelf in dit ruimtelijk model in: de Curie, de Residentie, het Kremlin worden anticipaties van een in de geest geboren wereldorde. De bijdrage van deze revolutie is zo indrukwekkend omdat de andere wereldruimten zich er geleidelijk, schoorvoetend genoeg, bij aansluiten. Maar ze passen er alleen in. En waar het inpassen het schadelijkste effect heeft, breekt de volgende revolutie uit, die opnieuw een ruimtelijk model opzet, en opnieuw maakt dit ruimtelijk model indruk en dwingt, na verontwaardiging, angst, rumoer, aandacht af.

Hieruit vindt het wonder van de omwenteling(Circumvolutie) plaats. In plaats van een blinde cyclus van grondwetten in de oudheid, verdragen in het tweede millennium de sporten van de wereldrevoluties elkaar en tegelijkertijd. De Franse schrijver, de Engelse gentleman, de Italiaanse franciscaan, de Duitse professor zijn allen onmisbaar voor het leven van de “wereld”; de karakters van de naties zijn aan elkaar verwant. Ze ondersteunen elkaar, ze vullen elkaar aan. De ruimte van elke revolutie, als kweek- en plantplaats voor een bepaald soort mens, heeft zijn eigenaardigheid naar de hele wereld geëxporteerd. En deze eigenaardigheid openbaart zich niet als willekeur, toeval en blind toeval, maar als de eerbiedwaardige poging van een familie van naties. In mijn publicaties kan de lezer de materialen bekijken waarin de trekken van deze familie zijn terug te vinden. Maar zelfs zonder deze, zal hij de Duitser van de Italiaan, de Fransman van de Engelsman, de Oostenrijker van de Rus weten te onderscheiden. De Nederlanders, de Zwitsers, de Amerikanen, de Spanjaarden, de Polen, de Hongaren zijn voor ons gemakkelijk herkenbaar. De liberale vreugde in individualiteit is niet gekrenkt door de verschillen. Onze wereld is nogal bekrompen aan het worden. Elke speciale soort moet zich dus verantwoorden, anders wordt zij genadeloos met de grond gelijk gemaakt. Amerikanisering en bolsjewisering zijn zulke afschuwelijke processen van vervlakking en plat maken van alle scherpe profielen.

Daartegen moet het menselijk lot van de naties worden beschermd. De wereldrevoluties en hun vrede overstijgen zeker de logica. Maar hun vruchten mogen niet anders worden geïnterpreteerd dan de soorten mensen die nodig zijn voor de vervulling van onze bestemming. Vader en zoon, moeder en dochter, jongeling en man worden gereproduceerd in zes grote revolutionaire putten. Italië, Rusland, Engeland zijn dus geen geografische begrippen. Het was een kreet van wee toen Duitsland “slechts een geografische term” werd genoemd. Het zal een kreet van wee zijn als alleen de kaart weet hoe over Europa te berichten. Het Apennijnse schiereiland, bijvoorbeeld, heeft zijn naam “Italië” alleen van Dante gekregen. In de oudheid werd Lombardije Gallië genoemd. Omgekeerd werden, vóór Dante, de zuidelijke delen niet in de naam Italië opgenomen. De delen van Europa werden niet als geografische begrippen benoemd, maar zij werden revolutionair uitgeroepen tot modelruimten van de wereld. Het geldt voor elk afzonderlijk deel dat het tijdelijk de fakkel van de geest vooruit heeft gedragen op alle anderen in een “marathon”, een fakkelrace.

De vaderlijke staat, de moederlijke kerk, het mannelijk gemenebest, de vrouwelijke charme, de halfbloed van trouweloze tactieken, zij allen zijn opgeleid tot eeuwige standplaatsen waar hun eigenaardigheid wordt gereproduceerd. De reproductie van menselijk kapitaal is dus datgene wat tot stand komt dankzij circumvolutie. De dode geest durft te spreken over menselijk materiaal en brengt zichzelf zo - als louter materiaal - naar het schavot of naar de gaskamers. De deelnemende rede erkent in de soort van de mens het kapitaal, het pond waarmee wij moeten groeien. En zie, wanneer zij hierover nadenkt en om zich heen kijkt, ontdekt zij dat de revoluties, van die van de Paus tot die van de Sovjets, inderdaad hun bedoeling hebben gericht op de ruimten van de wereld. Maar door dat te doen, hebben ze onbewust munt geslagen uit een menselijke soort. Het doel van revolutionairen en het lot dat zij dienen, vallen niet samen. We willen wel, maar wat we doen gaat veel verder dan onze wil. De wereldrevoluties van het tweede millennium zijn de repetities. Geen van hen heeft getriomfeerd. De heersers hebben de stijgbeugels van de Paus niet vastgehouden. Het pausdom is niet naar de hel gegaan. De Sovjets worden belaagd door 600 miljoen Chinezen; de Franse Revolutie heeft haar exportartikel van een wereld van natie-staten zichtbaar uitgeput. Maar de menselijke soort, onmisbare eigenaardigheid, hebben zij aan ons allen meegedeeld. Daarom hebben hun stemmen een ware en getuigende klank ondanks hun geografische barrières.

Wie dus vraagt of het altijd zo moet blijven gaan met de wereldrevoluties, kan een duidelijk en vaststaand antwoord krijgen. De omwenteling van de wereldrevoluties is een proces dat in 1050 is begonnen en dat vandaag ten einde loopt, omdat de wereldruimten en de mensheid zich thans van elkaar scheiden. Zes keer heeft het idee van een modelruimte van de hele wereld de aanzet gegeven tot de offers die nodig waren om in die voorbeeldige nationale ruimte de beste inwoner van het heelal voort te brengen. Deze geheime wisselwerking tussen de wereldopvatting en de modelruimte van de respectievelijke drager van de wereldrevolutie, dat wil zeggen tussen open doel en geheime bestemming, heeft zichzelf uitgeput. De aard van de wereld zal van nu af aan vele malen opnieuw worden geïnterpreteerd, maar de interpretaties zullen elkaar te snel opvolgen om menselijke stambomen op te stellen. Wereld en mens zullen uit elkaar vallen omdat de mensen niet langer in staat zullen zijn zich bezig te houden met de eeuwige kronkels van het wereldbeeld zonder naar de bodem te gaan. Het zal voortaan fataal zijn om de mens gelijk te stellen met een of andere natuur der dingen. Een vergelijking kan helpen: De theologen verbrandden heksen omdat ze engelen, demonen en geesten in de wereld lieten. De theologen moesten uit de handel worden genomen. Daarom werd de wereld tot een wereld verklaard, een wereld die in de tijd was gevallen en geesteloos was. Vandaag de dag praten filosofen ons mensen nog steeds de wereld in, de Thomisten plaatsen ons onder natuurwetten, de Marxisten onder natuurwetten. Zij moeten buiten werking worden gesteld, want de mens is niet geesteloos, en daarom is hij geen slaaf van de tijd.

Zo ver als de filosofen het trefwoord van de aard van de mens ontnomen wordt, zo ver eindigt de omwenteling van de wereldrevoluties. Want deze waren gericht op de natuur der dingen en riepen telkens hele volkeren in het strijdperk voor een bepaalde ordening van de natuur der wereld.

Dit boek, bijvoorbeeld, en talloze kunstenaars en Samaritanen van vandaag roepen de volkeren uit de wereld in de tijden van de samenleving. Wat kan ons de natuur schelen, als we niet meer weten wanneer we iets moeten volbrengen! De tijd die dagelijks in deze wereld wordt vermoord, de slavernij van de arbeidstijd, bedreigt het zuivere wezen van de tijd: hem die alleen het uur kan roepen, haar die alleen de generatie kan zegenen. De mannen aan wie door een bureaucraat paspoorten worden geweigerd, de vrouwen wier bruidegom dwangarbeid verricht in een of ander kamp, vragen niet naar Frankrijk of Amerika of India of Katholiek of Shinto. Zij verliezen hun kostbare levenstijd, dankzij een of andere wereld- en staatsfilosofie die hun tijd steelt, alsof een ruimte de soeverein is, zelfs voor hun levensgegevens.

De Kerk heeft geprotesteerd tegen deze revolutionaire heersers van de ruimte, en doet dat nog steeds. Maar de universele kerk heeft zelf de ruimte gemodelleerd en zielen geïnspecteerd, en dus is de stem van Rome een beetje schor wanneer zij beweert de mens vrij te houden van de ruimte van de wereld. De kerk is er tenslotte nog. Elke revolutie heeft het christelijke tijdperk verstoord, geen enkele heeft het overweldigd. Zo heeft de Kerk in ons allen de werkelijke verscheidenheid van de wereld tegen elk wereldsysteem bewaard. In elk volk en in elke eeuw hebben sporen van het Eeuwige Leven de geest van de tijd weerstaan. Het is het wonder van onze wereldgeschiedenis, want het is jonger gebleven dan de geschiedenis van de Kerk. Ook in Sovjet-Rusland getuigen de kerken van een goddelijke macht die vóór de wereldrevolutie was doorgebroken, die zowel voor bolsjewieken als voor niet-bolsjewieken gold, en waaronder ook hun wereldrevolutie een gebeurtenis in de loop der gebeurtenissen moet blijven. Eén voorbeeld van deze macht om het volle aantal tijden levend te houden wordt hier gegeven in plaats van ontelbare andere, opdat de lezer zou beginnen te geloven wat zijn geschiedenisboeken hem verbieden te geloven, omdat hij voor eeuwig gescheiden zou kunnen leven van de tijden vóór de geboorte van Christus. In 1870 verscheen het leven van de grote christen Frederick W. Robertson, 1816 - 1853, waarin A. J. ROSS schreef (p. 311): “Hij was tegelijk filosoof, dichter, priester en profeet.” Zelfs de Sovjet-Unie kan deze volheid van onze aeoniek niet afschudden. Want tegenover het radertje in het produktieproces zullen de manager, de commissaris, de tovaric niet ophouden, evenmin als zomer en winter, dag en nacht, filosoof en dichter, priester en profeet, en alle voorafgaande stadia die tot hun produktie leiden. Maar er liggen verschrikkelijke gevechten in het verschiet om hun de vruchtbare tijden te geven in de technische kalender van de wereld waartegen de werelden van alle politieke wereldsystemen machteloos staan en die zij dus elke dag achteloos vernietigen.

De Wereldwoordenschat

Duits Engels Frans Russisch 2
kultiviert countrified civilise „engineered”
Staat Commonwealth nation sovjet
jeder Christ every man chacun „everybody”
Obrigkeit Gemeine intellectuels sovjets
Katheder pulpit tribune dialectiek
Fürst gentleman citoyen towarik
hoch old nouveau functioneel
hohe Gesinnung public spirit esprit kwaliteit
der gemeine Mann the poor les illetrees het lompenproletariaat
Protestant Whig liberal de partij.
Magister - Meister minister ecrivain  
Doktor member individu  
Billigkeit common sense bon sens  
Pflicht right idee functie
Geist world nature maatschappij
Reformation revolution revolutionnaire revolutioneeren

Deze text is een vertaling van de text: “Wie lange noch Weltgeschichte? van Eugen Rosenstock-Huessy.
Vertaling: deepl.com

„Wie lange noch Weltgeschichte?” is is onderdeel van deze PDF-Scan

terug naar het begin van deze pagina

  1. Rosenstock-Wittig, Das Alter der Kirche II, 1928, S. 603. 

  2. Alleen vertalingen bij benadering mogelijk.